Muzikaal leider Sander Teepen houdt van Rossini’s levenslust

Een levensgenieter, een genie, een boefje, een casanova; enkele bewoordingen die voorbijkomen tijdens het gesprek met de muzikaal leider van La scala di seta / Il signor Bruschino. Sander Teepen vertelt aanstekelijk enthousiast over Rossini en zijn werk.

Wat was Gioacchino Rossini voor een jongeman toen hij deze eenakters componeerde?

‘Als ik Rossini’s muziek hoor, dan voel ik de lente; zo energiek, positief en vol levenslust! We weten natuurlijk niet precies hoe hij was of zelfs hoe hij er uitzag als jonge man van twintig, maar het is wel algemeen bekend dat hij van lekker eten, mooie wijnen én (dito) vrouwen hield. En uit de verhalen die zijn overgeleverd maak ik op dat het ook wel een deugniet was.’

Vertel…

‘Er zijn diverse gerechten naar hem vernoemd. Dat is niet toevallig; hij kookte graag en had een paar topchefs als vrienden waarmee hij veel over recepten sprak. Op beeltenissen van latere leeftijd is hij te zien met een flinke buik: ik neem aan van al dat lekkere eten én de wijn die erbij hoorde (bij iedere gang een andere). Misschien vond hij dát – genieten van al het goede in het leven – nog wel belangrijker dan componeren. Er is een anekdote dat hij eens in een kamer is opgesloten met de boodschap; je komt er pas uit als de ouverture klaar is. Blijkbaar voelde hij de tijdsdruk nog niet en hadden andere dingen prioriteit. Met de inkt nog nat is die ouverture op de avond van de première op de lessenaars van de musici gezet. En dat terwijl Rossini’s muziek heel veeleisend is voor het orkest…(De jonge) Rossini was dus een genie, die overal de lol van in zag. Dat hoor je terug in zijn verfrissende en unieke muziek. Luister maar naar het tikken van de strijkstokken op de lessenaars in de ouverture van Il signor Bruschino, zoiets was nog nooit vertoond!’

En hoezo was hij een deugniet?

‘Omdat hij – als jonkie – het zou hebben aangedurfd om de stertenor van het Teatro San Moisè in Venetië een hak te zetten. Deze zanger stond er naar verluidt op dat Rossini hem de titelrol van meneer Bruschino zou geven. Dat deed hij. Zoon Bruschino – gespeeld door de stertenor – mag pas op het allerlaatst opkomen en één zinnetje zeggen: Vader, ik heb spijt…’

Wat zijn voor jou de muzikale hoogtepunten uit La scala di seta en Il signor Bruschino?

‘Als ik moet kiezen: de ouvertures. Dat zijn meesterwerkjes op zich. Ik heb zelf hobo gespeeld, dus ik ken de (beruchte!) hobosolo in La scala di seta erg goed. Deze partij is enorm virtuoos; het is zelfs een auditiestuk voor hoboïsten en dan is het peentjes zweten, hoor! Bovendien vind ik het mooi dat het orkest tijdens de ouverture even alle aandacht krijgt. De muziek is zo verfrissend en uitdagend. Daarnaast vind ik het contrast in deze opera’s tussen de fraaie, bijna zoetsappige aria’s en de ongekend vocale acrobatiek voor de zangers leuk om uit te lichten.’

Hoe verloopt de samenwerking met regisseur Marcos Darbyshire en ontwerper Agnes Hasun?

‘Heel goed! Rossini’s levenslust, het spelen en genieten is herkenbaar voor ons alle drie denk ik… Marcos is daarbij heel muzikaal. Én, hij heeft een enorm oog voor detail. We vullen elkaar aan. Zo kunnen we allebei met timing spelen en daarmee regie en muziek perfect op elkaar laten aansluiten. En Agnes heeft een geniaal Rossini-universum gecreëerd; één en hetzelfde beeld verandert constant. Ik word er ontzettend enthousiast van. Ik moet me soms zelfs een beetje inhouden om niet té snel, speels en levendig te dirigeren. Ik moet natuurlijk wel gecontroleerd zijn als dirigent, maar mijn drive en energie kan ik in deze werken heel goed gebruiken. Je kan als publiek niet anders dan met een grote glimlach naar buiten lopen. La scala di seta en Il signor Bruschino zijn ongelooflijke feelgood opera’s.’

Interview: Kyra Bertram